In “Het land is moe” van Tony Judt, dat ik een beetje als zijn testament beschouw, wordt de achteruitgang van onze westerse beschaving geschetst. De auteur kon het weten, want hij had de opgang van de welzijnsstaat meegemaakt en het verval dat zich in de VS en het GB het eerst en het best liet gevoelen. De titel “Het land is moe” zou je nu ook aan het boerenbestaan kunnen toeschrijven. De bodem is uitgewoond, de dieren weggestopt en de mens uitgeteld.
Het bucolische buitenleven dat naast hard labeur ook het genot van samen dorsen en zingen had verdween. De grote tafel waar na de oogst werd gegeten en daarna gedanst eveneens. Paard en kar verdwenen en in de plaats kwam een stinkende machine. De boer reed nu eenzaam op zijn oeverloos veld. De grond verdorde en had chemie nodig. Naast de onzekerheid van het weer dook nu ook de wispelturigheid van de markt op. Er kwamen wetten en regeltjes, onteigeningen en onzekerheid. Soms ploegde de boer niet meer voort. En zijn kinderen ook al niet. Maar het werd geen knelpuntberoep. Alsof het winnen van voedsel onbelangrijk is.
Om een economische sector te wurgen zijn er veel mogelijkheden. In een ontwikkelingsland gaat dat bruusk en ongestraft. Je dumpt goedkoop voedsel op de markt en de arme lokale boer komt niet meer aan bod. De klanten zijn trouwens te arm om principieel te zijn. In een welvarend land is het iets moeilijker. Daarom moet je geleidelijk en in het verborgene opereren. Je zegt dat er een melkplas of een boterberg is en dan leg je productiequota op. In het begin verguldt je de pil door de boer voor zijn verlies te compenseren. Na een tijdje hoeft dat niet meer, want dan ziet de boer in dat er geen toekomst meer in zit. Wie overblijft moet noodgedwongen overstappen naar schaalvergroting en industrialisatie. Zijn klantenbestand is immers ook verkleind tot enkele multinationale ondernemingen die jouw prijs bepalen, zelfs als die voor de boer onrendabel is.
Een ander adequaat instrument om de traditionele landbouw te vernietigen is het preken van de globalisering. Dit betekent echter niet dat iedereen zomaar overal met zijn landbouwproducten terecht kan. Nee, opnieuw zijn het de arme landen in het zuiden die het gelag betalen. Tenzij ze buitenlandse uitbaters toelaten, raakt de lokale landbouw zijn producten aan de straatstenen niet meer kwijt, laat staan in het rijke westen. In de zelfverklaarde ontwikkelde landen kan dat nog wel, maar dan in het kader van handelsverdragen en als er geen exportsanctie wordt opgelegd.
Last but not least wordt de landbouw steeds meer aan regels onderworpen. Voor de industrie geldt een de facto deregulering en ongezonde, giftige middelen mogen door de boer nog steeds vrijelijk worden gebruikt, maar wat de uitbating van zijn landbouwbedrijf betreft, gelden strenge regels. Steeds meer wordt het milieu-excuus gebruikt om het aantal boeren te beperken. Zoals nu met het stikstofdecreet. Het resultaat is eens te meer centralisatie en grootschaligheid. Enkel grote ondernemingen die genoeg kapitaal achter de hand hebben om de nodige technologie te installeren zullen overleven en de laatste morzel grond inpikken. Je krijgt dan van die koele, klinische runderstallen zoals in China, met bloedeloze dieren die nooit één sprietje gras of zonnestraaltje te zien krijgen. Ze moeten langs een carrousel lopen, om minder gestresseerd te zijn en af en toe door personeel in witte jassen gestreeld worden om nog een beetje in leven te zijn. Fraai vooruitzicht. Maar ik vrees dat dit maar een tussenstap is naar een volledig geïndustrialiseerd voedingspatroon, met genetisch gemanipuleerde grondstoffen en labo-ingrediënten en nog wat later de pil waar alles in zit.
Dit is geen nieuwe ontwikkeling, maar wel een die nu in een stroomversnelling komt. Toen de EU nog maar pas bestond zag ik een Griekse boerin klagen dat ze geen olijven meer mocht verbouwen en daarvoor subsidies kreeg. In Roemenië werd de plaatselijke varkensstapel, die ambachtelijk was en heerlijk vlees opleverde, buitenspel gezet door een Amerikaanse superstal die dan ook nog eens Europese subsidies kreeg. Ook bij ons zullen enkel de grote landbouwondernemingen de nodige investeringen kunnen doen om aan de resem van opgelegde milieunormen te voldoen. Voor het kleinschalige, gediversifieerde boerenbedrijf zal geen plaats meer zijn omdat het onleefbaar zal worden.
Nu zien we pas waar twee eeuwen kapitalisme, libertarisme, liberalisme en neo-liberalisme ons hebben gebracht, aan de rand van de afgrond. Adam Smith, die net als Darwin, opzettelijk verkeerd geïnterpreteerd werd, gaf al aan dat de enorme kloof tussen arm en rijk niet alleen destructief was voor de economie, maar ook moreel verval meebracht. Hij hekelde zelfs de blinde bewondering die de lagere voor de hogere klassen hadden. En de hardliners die afkomen met het bekende “trickle-down” effect kun je er op attent maken dat het hier wel om “druppeltjes” gaat die naar beneden dwarrelen.
In een documentaire over de mijnbouw van kobalt in de Congo, zie je kinderen, vaak heel jong nog, in holen kruipen om de grondstoffen voor de tech-industrie naar boven te halen. Ze sluit af met het beeld van een groepje jonge slaven dat mistroostig naar het al even troosteloze, bruine, gestroopte maanlandschap zit te kijken. Ooit groeide hier het regenwoud en leefden de berggorilla’s op de groene heuvels. De mensen kweekten er rijst, maniok, soja en andere gewassen om hun gemeenschappen te voeden. De natuur was overweldigend, zo mooi dat teruggekeerde kolonialen nog jaren later over die betoverende landschappen droomden. Dat verminkte land, die verloren jeugd, denk daar eens aan als je de laatste nieuwe smart-phone koopt.
Ja, het land is moe. De landbouw is moe. De wereld is moe. Wanneer zal het volk moe getergd zijn?