Er wordt beweerd dat de mens de topdog van evolutie werd door zijn groot aanpassingsvermogen. Dat hebben we dan gemeen met de bacteriën, die het toch nooit zo ver geschopt hebben. Ze dienen als hulpjes en soms als vijanden van de mens, ten minste als we de moderne wetenschap mogen geloven. Misschien gebruiken ze ons wel en zijn zij meesters van het universum. Ik weet het niet. Volgens mij kunnen we ons niet zo goed aanpassen. We zijn meesters in het aanpassen van onze hele leefwereld aan ons, dat wel. Ik wil net zo goed geloven dat ons vermogen tot fantaseren, waarin we ons duidelijk onderscheiden van alles wat kruipt, vliegt en kriebelt op onze aarde, ons eerder deze voorsprong gaf. Althans, dat vermoeden we.
We fantaseren een opperwezen, een koning die ervan afstamt, een held en jawel een vaccin dat ons goed en veilig laat voelen. We fantaseren een levenslange liefde om altijd een warm en beschut nest te hebben. Een american dream, ook al ligt die in tentjes onder een brug in Los Angeles. Een fijne job met werkzaam werk voor een hoog loon. Een integere politicus die zijn belofte houdt. Een wonder waarmee je de lotto wint. Net als de genots- en geneesmiddelen die we innemen zijn dit stuk voor stuk tekenen van escapisme, een illustratie van het feit dat we het leven zoals het is niet meer aankunnen. Een manier om door te gaan waar andere schepsels het hebben opgegeven. ‘To go where no one has gone before’. Zoals captain Kirk zijn luttele minuten in de raket van Jef Bezos een ruimtereis noemt.
Maar hoe ver we ook gaan, hoe verder we van de werkelijkheid weg gaan. Kijk maar naar de berichtgeving op onze media. Ze gaan zelden over feiten die zich hier en nu afspelen. Het zijn niets dan prognoses, verwachtingen en nattevingerwerk. Waar zal de state of the union over gaan? Hoeveel hospitaalbedden zullen er volgende week vol liggen? Wat zal de koningin van Engeland beslissen? Zit er een scheiding tussen populaire filmsterren aan te komen? Wat zal Club Brugge doen? Om belangrijke voorspellingen, zoals nu met de coronagekte, een air van betrouwbaarheid te geven, wordt met experts en cijfermateriaal gewerkt. De percentages, vergelijkingen en statistieken vliegen je om de oren. Ongecontroleerd, uiteraard. We fantaseren er op los.
Het is misschien begrijpelijk dat we onze toekomst willen voorspellen. De eerste mensen die in een wildernis leefden en plots oog in oog met een vervaarlijk roofdier kwamen te staan, hadden wel wat aan die mogelijkheid tot voorspellen. Geen klauwen, geen slagtanden, erg tere wezentjes waren we in de oertijd. Onze vecht- en vluchtreactie stamt nog uit die tijd blijkbaar en ook het feit dat we iemand achter ons kunnen voelen, of bang worden als er een schaduw van boven op ons valt. De grote roofvogels, weet je wel. We zijn dat blijven doen, ook toen er geen gevaar, toch niet van die fysieke en acute aard, meer was. Misschien dat we daarom gevaren zijn gaan fantaseren en erg bereid zijn om die fantasieverhalen te geloven. Een invasie van de ruimtewezens die onze planeet komen bezetten en de mensheid vernietigen. Een dodelijk virus dat de bevolking uitroeit. Terroristische bendes die overal moord en verderf zaaien. De seriemoordenaars. De zombies. We hebben ze zo nodig dat we er feesten voor houden met pompoenen en horrorfilms, ha… Halloween.
In de siliconenvallei, vlakbij tinseltown Hollywood, wordt ook volop gefantaseerd. Sommigen dromen ervan dat we ooit naar de maan (sic!) en nog wat verder, naar Mars, zullen vliegen. Anderen denken dat ze ooit eeuwig zullen leven, in een gevriesdroogd lichaam of in het geheugen van een computer. Weer anderen denken dat ze de miljarden mensen op aarde kunnen terugbrengen tot zo’n driehonderd duizend. Het juiste aantal zou op een groot monument ergens in Georgia USA staan. Er zijn zelfs geleerden die menen dat ze het brein van mensen niet alleen kunnen namaken, maar zelfs beter maken. Zo leven we voortdurend in afwachting van en nooit in het heden of in het verleden. Onze geschiedenis en onze tradities zijn van geen tel meer. Historische standbeelden worden neergehaald, eeuwenoude gebouwen vernietigd door oorlogen of begraven onder het stof van tijdperken.
Wanneer mensen geen fantasie meer hebben, betekent dat tegelijk een gemis aan hoop, hoop op een betere toekomst, al is dat na de dood. Deze trieste instelling meende ik te ontwaren, enige tijd geleden al, in de film van Renzo Martens, die “Enjoy poverty” was getiteld. Hij probeert daar in de Congo aan mensen duidelijk te maken dat anderen van hun armoede genieten en dat zij dat dan maar beter ook doen. Zo wandelt hij langs mensen die aan de kant van de weg gestorven zijn, waarbij kiekjes worden gemaakt door fotografen van persagentschappen. Hij probeert aan de verbouwereerde Congolese gidsen duidelijk te maken dat die mannen en hun opdrachtgevers daar veel geld mee verdienen. Hij volgt mensen van een ngo die de doden komen tellen van mensen die van honger gestorven zijn. De hulpverleners stappen dan in hun vliegtuigen, zonder te helpen, gewoon voor de statistieken. Hij geeft ook een filmvoorstelling in zo’n dorpje waarin hij dat allemaal toont. Aan de reacties van de toeschouwers (slachtoffers?) merk ik dat ze er niets van begrijpen. Het is defaitisme ten top en het lijkt wreed, zoals de waarheid wreed kan zijn en net als de Congolezen willen we dat liever niet weten. Maar het was geen documentaire en gespeend van kritisch activisme of esthetisering, zoals een goed kunstwerk moet zijn. Anders is het politieke propaganda of godbetert, decoratie.
Dezelfde moedeloosheid overviel me opnieuw toen ik de laatste oscarwinnaar, voor de beste film en nog twee andere oscars, van Frances Mc Dormand zag, getiteld “Nomadland”. Gebaseerd op een boek van een meereizende journaliste en dus niet helemaal fantasie, vertelt deze film het verhaal van een vrouw op middelbare leeftijd die met een camper vertrekt uit het huis waar ze met haar overleden man wellicht gelukkig is geweest. Het is een van die plekken in de VS waar iedereen bij dezelfde grote fabriek werkt en eens die verdwijnt, gaat ook het hele sociale leven op de schop. Amerikanen hebben daar ervaring mee, met van die spookstadjes waar de stofbuilen door de eens zo levendige mainstreet buitelen. Ze werkt bij Amazon om wat geld bij mekaar te sparen en gaat dan op weg. Ze komt terecht op een kampeerterrein waar nog meer lotgenoten halt houden, om wat te verbroederen, een warme maaltijd te genieten, wassen en plassen, ‘s avonds muziek maken met linedancing. Er zijn veel mensen zoals zij onderweg naar nergens, of naar een beetje menselijke warmte die het verlies van familie, buren en schoolmaatjes doen vergeten. Het viel me wel op dat de nomaden vooral ouderen en blanke mensen waren, maar misschien is bij hen de pioniersgeest nog het levendigst. Ach, er zal wel weer een sociologische studie aan gewijd worden. Maar hoe mooi en menselijk deze film ook was, ik kon me niet van de indruk ontdoen dat deze mensen het stadium van de fantasie voorbij waren en geen dromen meer koesterden over kerst vieren met de kleinkinderen rond een opgetuigde spar. Ik werd er toch verdrietig van. Dezelfde tristesse overvalt me wanneer ik in de supermarkt mensen met mondmaskers zie aan de kassa, waar ook de kassiersters achter plexiglas met mondmasker op tronen. Toen hoefde dat nog niet, maar dat is ondertussen al veranderd, zoals verwacht. ‘Hé, ik ben het,’ zei iemand tegen een kennis en ze trok het mondmasker even naar beneden. Zielig, toch? Hoe lang zou het duren voor die vrouw haar gezicht vergeten is?
Nee, dan word ik toch liever kwaad, zoals bij het ontdekken van het bedrog dat mensenlevens kost. De bekroonde documentaire “House of numbers” en het vervolg erop “The emperor’s new virus” is zoiets dat je met groeiende verontwaardiging bekijkt. Het gaat over het HIV-virus en AIDS, een even controversiële affaire als die we nu met corona meemaken en die het leven van zoveel mensen, jonge mannen, jonge vrouwen, bij ons en vooral in Afrika, tot kleuters en baby’s toe, veranderd heeft en vaak vernietigd. Je herkent dezelfde spelers en hetzelfde spel dat nu gespeeld wordt, nu met de hele wereldbevolking. De opgevoerde experts, vaak dezelfde als de huidige, die hun eerdere beweringen tegenspreken, rond de pot draaien wanneer ze op een flagrante fout worden betrapt, spottend lachen wanneer ze geen zinnig antwoord vinden of arrogant ‘that is textbook’ zeggen (jij domme onderzoeksjournalist) zonder dieper op het bewijs in te gaan. En dan besef je, dat is wat gebeurt als de fantasie zich tegen de mens keert. Want het escapisme dat ons in leven houdt, kan ons ook vernietigen. De fantasie die de nieuwe technologische verbeteringen stuurt eveneens. Daarom moet de grote mensengemeenschap op een bepaald moment ingrijpen. Zoals na de grote wereldoorlogen toen iedereen vrede wilde. Dan alleen kan er een echte vooruitgang komen. Ondertussen maken we ons op voor de volgende golf. De mensen die vaccinatie weigeren zullen dan de grote zondebok zijn. Ik hoorde al een reclameman de eerste voorzet geven. Laat je echter niet bang maken. Als het ergste gebeurt en je toch een vaccin moet nemen, weet dan dat de gentherapie, zelfs als ze slaagt, onbetekenend is. Onze genen passen zich om de haverklap aan en virussen zijn niet altijd de boeman. Ze kunnen soms wijzigingen aanbrengen die ons helpen. De rommel, die ze adjuvanten noemen, wordt gewoon door je lever verwerkt en uitgescheiden. Neem een paar dagen ziekteverlof zodat je lichaam alle energie hiervoor kan gebruiken. Eens de zondebok weg, zullen ze weer wat anders moeten verzinnen om de fictie gaande te houden. Nog een nieuwe variant wellicht. Of een nieuwe ziekte. We laten ons niet bang maken, want dat veroorzaakt juist ziekte. ‘Met alle Chinezen, maar niet met den deze,’ zeggen ze in Antwerpen.